Rond de eeuwwisseling vond een grote omslag
plaats in de uniformering van buitenlandse
koloniale legers. Men stapte af van
uniformen in opvallende kleuren en ging over
op kaki of dril. Het Koninklijk
Nederlands-Indisch Leger (KNIL), verruilde
in 1911 het oude vertrouwde blauwe
velduniform voor het grijsgroen en werd
hiermee koploper in Zuidoost-Azië. De
buitenlandse koloniale legers gingen circa
dertig jaar later over op groene uniformen.
Naast de uniformen werd ook de bijbehorende
uitrusting van het KNIL grotendeels
aangepast, die tevens praktischer werd. De
stoffen voor de grijsgroene uniformen werden
aanvankelijk vervaardigd in Nederland en
vanaf 1920 ook deels bij de strafgevangenis
te Cheribon op Java en waren van hoge
kwaliteit. Als gevolg van de Eerste
Wereldoorlog was men echter genoodzaakt
stoffen van slechte kwaliteit uit Japan te
importeren. Aan het einde van de oorlog komt
de productie van uniformstoffen weer normaal
op gang. Na 1935 mogen uniformstoffen alleen
nog maar in Nederlands-Indië worden
vervaardigd. Zodoende wilde de Nederlandse
regering de nationale industrie in de
kolonie bevorderen. Daarnaast zou de
bevoorrading van het KNIL dan niet teveel
afhankelijk worden van het moederland. Vanaf
1936 liet het Indische leger de
uniformstoffen daarom hoofdzakelijk
vervaardigen bij de Preanger Bontweverij in
Garoet en bij de strafgevangenis te Cheribon.
Dit boek gaat over de transformatie van de
uniformering van het KNIL in de jaren
1911-1942 in navolging van de grote omslag
van de uniformering van de buitenlandse
koloniale legers rond de eeuwwisseling.
Hierin worden alle verschillende grijsgroene
uniformen, hoofddeksels en
uitrustingsstukken van het KNIL en de
uniformering van de militaire luchtvaart
beschreven. Daarnaast worden de over- en
onderkleding, lederen uitrusting en schoenen
van het KNIL behandeld. De uitgave is rijk
geïllustreerd met meer dan 1000 afbeeldingen
in kleur en zwartwit.